Moeten we AI verbieden in de klas, omarmen, of ons onderwijs erop aanpassen?

Het is een vraag die we de afgelopen maanden steeds vaker horen van schoolleiders, bestuurders en docenten:
“Wat moeten we doen met AI in het onderwijs?”
Moeten we het verbieden, juist omarmen, of ons onderwijs er fundamenteel op aanpassen?
Het is geen nieuwe angst. In de jaren zestig gingen wiskundeleraren de straat op om te protesteren tegen de rekenmachine.
Ze vreesden dat leerlingen niet meer zouden leren hoofdrekenen,
en dat hun beroep overbodig zou worden.
We weten inmiddels hoe dat afliep: de rekenmachine maakte de docent niet minder relevant,
maar juist belangrijker.
En die geschiedenis herhaalt zich nu — alleen heet de rekenmachine van vandaag AI.
Er leeft een hardnekkig misverstand dat AI kennis overbodig maakt.
Waarom zou je nog leren, als ChatGPT elk antwoord kan geven?
Maar wie met AI werkt, weet dat het tegendeel waar is.
AI genereert taal op basis van waarschijnlijkheid, niet op basis van begrip.
Zonder eigen kennis kun je niet beoordelen of een antwoord klopt, logisch is of contextueel past.
Wetenschappelijke studies tonen dat aan.
In experimenten waarin mensen zonder ervaring AI inzetten voor complexe taken —
zoals het schrijven van contracten of bouwen van websites —
leidden de resultaten vaak tot fouten en onnauwkeurigheden.
De deelnemers met vakinhoudelijke kennis produceerden daarentegen veel betere output met behulp van AI.
Kennis is dus geen ballast, maar brandstof.
AI maakt kennis niet overbodig, maar versterkt de waarde ervan.
Volgens onderzoek van de World Bank verschuiven de belangrijkste vaardigheden van de toekomst naar:
Dat is geen toeval.
Nu AI steeds meer cognitief werk kan overnemen,
wordt juist het menselijke oordeel belangrijker.
Het onderwijs moet leerlingen daarom niet alleen leren hoe ze AI kunnen gebruiken,
maar vooral hoe ze erover nadenken.
Hoe herken je bias in een tekst?
Hoe beoordeel je of een bron klopt?
Hoe bouw je voort op een idee dat AI genereert?
Met andere woorden: we moeten leerlingen leren reflecteren op kennis,
niet alleen reproduceren van kennis.
We gaan van weten → naar begrijpen → naar bevragen.
En dat vraagt om een andere didactiek, waarin technologie een hulpmiddel is,
maar menselijk denken het vertrekpunt blijft.
AI is geen bedreiging, maar een krachtige versterker van menselijk potentieel.
In Nigeria werd recent onderzoek gedaan naar AI-huiswerkbegeleiding.
Leerlingen die via ChatGPT hulp kregen bij hun opdrachten,
ontwikkelden hun vaardigheden zes keer sneller dan de controlegroep.
Niet omdat de technologie het werk voor hen deed,
maar omdat ze directe feedback, uitleg en stimulans kregen.
Ook voor docenten biedt AI enorme kansen.
Het kan helpen bij het voorbereiden van lessen, het genereren van voorbeelden,
of het aanpassen van uitleg aan het niveau van de leerling.
Docenten kunnen AI gebruiken als een didactische sparringpartner —
een hulpmiddel dat ondersteunt, inspireert en tijd vrijmaakt voor waar onderwijs echt om draait:
persoonlijke aandacht, nieuwsgierigheid en groei.
Of zoals een kunstenaar onlangs liet zien door historische schilderijen met AI tot leven te brengen:
technologie kan verhalen versterken, niet vervangen.
De bekende futurist Alvin Toffler zei ooit:
“The illiterate of the future will not be those who cannot read or write,
but those who cannot learn, unlearn and relearn.”
Die uitspraak is vandaag actueler dan ooit.
De toekomst van het onderwijs ligt niet in het vermijden van technologie,
maar in het leren hoe technologie kan werken vóór ons.
De uitdaging voor het onderwijs is dus niet óf we AI gebruiken,
maar hoe we het op een verantwoorde, menselijke en waardevolle manier inzetten.
AI daagt ons uit om het onderwijs opnieuw uit te vinden —
niet door kennis af te schaffen, maar door leren te verdiepen.
Bekijk deze video terug die we opnamen in opdracht van de VO-raad: